Wat dansen te maken heeft met onderwijs.
De zomer staat weer voor de deur. Dat betekent dat veel mensen de zon opzoeken. En zomer betekent ook dat veel mensen de sportschool gaan bezoeken. Doel daarvan is voor de meeste mannen hun six-pack (en dan heb ik het niet over de bierbuikjes die ontstaan door het drinken van six-packs bier) te tonen en voor ruim de helft van de vrouwen is het streven een (vol)slank figuur te hebben waarin zij zich goed voelen in badkleding. Uit onderzoek onder 1000 Nederlanders blijkt dat één op de tien Nederlanders na de vakantie meer gaat sporten om sneller van overtollige vakantiekilo’s af te komen (Spiroflor Sport, 2014). Afgezien van deze goede voornemens, sport een overtuigende meerderheid van de Nederlanders om een betere conditie op te bouwen (62%), om af te vallen (33%) of om sociale contacten te onderhouden (19%). Wat is jouw reden om te gaan sporten?
Energie van en voor iedereen
Voor mij is sporten een uitlaatklep. Het ontspant me enorm. Na een dag werken heb ik eigenlijk geen puf om naar de sportschool te gaan, maar zodra ik er vandaan kom, barst ik van de energie. Nauwelijks uit je bed kunnen komen voor school, maar zodra je uit school komt, stuiter je van de energie? Het zou toch geweldig zijn als studenten dit gevoel ook ervaren? Naast het recreatief sporten, ben ik Zumba-instructrice. Zumba is een combinatie van fitness- en dansbewegingen op wereld- en Latin muziek, zoals Salsa, Merengue, Cumbia, Reggaeton, Flamenco en Hip Hop. Zumba kent geen moeilijke choreografie en is dus geschikt voor iedereen die van swingende muziek houdt. En wat als je een verkeerde beweging maakt? Wat als je de dansjes niet kunt volgen? Dan help ik je daarbij, want dat is mijn taak én mijn overtuiging dat ik iedereen Zumba kan leren. Ik hoop dat ook jij, in je onderwijs, voor iedere student wilt gaan. Geloof in het kunnen van de student, zijn of haar competentie. Je mag geen enkele student ‘opgeven’: iedere student heeft recht op onderwijs.
Kijkend naar het individu
Ik geef je hiervoor een aantal tips vanuit mijn ervaring als Zumba-instructrice die jij kunt gebruiken voor je onderwijs. Zumba is een groepsles die iedereen op zijn eigen niveau kan meedoen. In mijn lessen heb ik te maken met beginners en ik heb te maken met ervaren dansers. Een dans wordt daarom altijd opgebouwd vanuit basispassen naar danspassen die je uitvoert zodra je er klaar voor bent. Ditzelfde geldt voor het tempo. De deelnemers in mijn les bepalen zelf op welk tempo ze meedoen, ook daarin geef ik hen een keuze. Als je dit vertaalt naar je onderwijspraktijk, betekent dit dat je differentieert op niveau en op tempo binnen een grote groep studenten. Jij als docent geeft verschillende mogelijkheden en alternatieven aan waarbinnen de studenten hun eigen leerproces sturen. Zoals bekend, is autonomie een van de basisvoorwaarden om tot leren te komen.
Practice what you preach
Zumba-instructrice dekt wat mij betreft niet de lading. Sommige deelnemers hebben een traject binnen de sportschool waar Zumba onderdeel van is, in dat geval ben ik meer een coach. Daarnaast zijn er mensen die de muziek, de andere deelnemers en de danspasjes nodig hebben en de rest zelf vormgeven, in dat geval ben ik meer een facilitator. Ook heb je mensen die mij als motiverende factor beschouwen en iemand nodig hebben die hen support, dan ben ik motivator. En soms verval ik in de rol van ‘juf’. Ik stel mezelf en de deelnemers doelen, ik leg oefeningen en bewegingen uit en ben de sfeermaker. In welke rol ik me ook bevind doet er eigenlijk niet toe. Het gaat erom dat ik zelf het goede voorbeeld geef, dat ik zelf net zo hard werk als de sporters en veel energie en enthousiasme uitstraal. ‘Practice what you preach’ is onontbeerlijk in iedere vorm van leren.
Contact maken en houden
De relatie die ik met de deelnemers heb, is de bepalende factor voor het succes of falen van de Zumba-lessen die ik geef. Eerder zag je dat bijna twintig procent van de onderzochte personen naar de sportschool komt voor de sociale contacten. Dat percentage ligt vermoedelijk een stuk hoger bij deelnemers aan groepslessen. Iedere les sta ik bij de deur en geef ik mijn deelnemers een hand. “Fijn dat je er bent!”, “Gisteren voetbal gekeken?”, “Hoe is het afgelopen met je auto?”, “Ik zag je man en zoon van de week toevallig nog.’’, “Hoe is het?”, “Heb je er zin in?”. Ik maak de sfeer persoonlijk. Hierdoor blijven sporters terugkomen, zij voelen mijn betrokkenheid. Studenten vragen daar ook om. Het is fijn als je gehoord en gezien wordt en het gevoel hebt dat iemand blij is als hij of zij je ziet. Je kunt als docent bij de deur al de sfeer bepalen voor de rest van de les. Een goed begin is het halve werk!
Zien en gezien worden
Stel duidelijke grenzen en geef aan wat wel en wat niet oké is in je klas. Richt je op het positieve gedrag in de groep. Zorg ervoor dat je aandacht verdeeld is en dat iedereen aandacht van je krijgt. Breng tijdens een les voor jezelf eens in kaart welke studenten jouw aandacht krijgen (en welke studenten jouw aandacht opeisen). Tijdens het sporten zet ik sporters letterlijk in de spotlights. Ik noem ze bij naam en geef aan dat ze een goed voorbeeld laten zien. Ik moedig ze aan door hen te complimenteren op inzet. Ik ga naast de sporters staan in plaats van ervoor. Dat betekent dat ik in de zaal tussen de sporters sta en van daaruit meedoe.
Grens verkennend
Daarnaast sloof ik me ook stiekem wel eens uit om de uitblinkers uit te dagen hun eigen grenzen op te zoeken. Ook laat ik gelijkwaardige sporters tegen elkaar battelen bij de Hip Hop, dan voel je de adrenaline. Met een simpele high five kan het succes al gevierd worden. Humor en zelfspot zijn ook goudmijntjes overigens, maar dat moet bij je passen.
Wanneer is jouw klassenfeest?
Iedere les geeft een feestgevoel voor mij als ‘docent’. Ga jij er ook voor om dat te bereiken in je klassensituatie? Hoe doe je dat? Wat zijn voor jou de basisvoorwaarden om goed onderwijs te kunnen verzorgen? Wat zijn voor jou beïnvloedende factoren? Ik ben benieuwd naar je reactie.
Zet ‘m op de laatste weken voor de zomervakantie, je kunt het!