Eerder nam ik jullie mee in een 4-tal stappen om te komen tot differentiëren. Deze blog gaat over de rol van de student bij differentiatie. Wat kan de student zelf doen en hoe kan je hem hierbij helpen of in stimuleren?
Uitgaande van een tweetal knelpunten die ik vaker terug zie komen, zal ik de rol van de student bespreken. Vervolgens komt dat uiteraard ook weer uit bij datgene wat je als docent kan doen om de student hierbij te begeleiden. De Zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (1985) leg ik als theoretisch kader naast mijn gedachten. Om te komen tot leren zullen studenten een positieve balans moeten ervaren tussen hun competentie (ik kan het), relatie (ik hoor erbij) en autonomie (ik kan het zelf). De Zelfdeterminatietheorie koppelt deze drie beslissende factoren aan de motivatie en betrokkenheid van studenten. We spreken daarom ook wel van basisbehoeften om te komen tot leren.
De knelpunten
- Het indelen van studenten in geschikte groepen lukt niet.
Een van de knelpunten die ik zie bij differentiëren is de verdeling van de studenten in functionele, werkbare groepen, passend bij hun onderwijsbehoeften. Maar, hoe goed kan je zicht op de onderwijsbehoeften van je studenten zijn, als je ze maar een paar uur in de week ziet en ook nog eens zoveel verschillende groepen studenten voorbij komen? Wie kan je daar nou beter bij helpen dan de student zelf??
Wanneer we de bovengenoemde basisbehoeften om te komen tot leren naast het vormen van subgroepen door de docent leggen, blijkt dat de student zelf ook een rol heeft in het differentiëren. Door studenten zelf een taak te geven in het differentiëren stimuleer je hun autonomie. Wat is hun instructiebehoefte? Of waar hebben ze nog behoefte aan feedback? Om hen hier autonomie in te kunnen geven is het belangrijk dat studenten niet alleen zicht hebben op wat zij zelf als lastig ervaren, ze moeten ook inzicht hebben in de complexiteit van de leertaak & zicht op wat het van de student vraagt. Vervolgens kunnen zij zelf beter inschatten waar zij baat bij zullen hebben.
Studenten kunnen bij de indeling in subgroepen dus een belangrijke rol spelen, door de verantwoordelijkheid van de verdeling van de studenten met hen te delen. Mijns inziens helpt het daarbij om te werken met een duidelijke structuur in je les en programma. Immers, de student heeft een kader en leerdoel nodig op basis waarvan hij zelf een inschatting kan maken van wat hij/zij nodig heeft. - Studenten kunnen niet vooruit in de (sub)groepen.
Studenten die vastlopen wanneer ze in kleinere groepen, of zelfstandig, aan de slag moeten, maken het uitvoeren een gedifferentieerde les voor docenten lastig. Ik zie regelmatig tijdens klassenbezoeken dat studenten wanneer ze aan de slag gaan al snel afgeleid zijn of andere hele dingen gaan doen. Studenten gaan met meer volharding en motivatie aan het werk als ze worden meegenomen in het doel en de manier om daar te komen. De kans dat zij zich vervolgens competent voelen (door het werken aan een duidelijke opdracht) en autonomie ervaren (door betrokken te worden bij de manier waarop) zal toenemen.
Wat kunnen studenten verder nog doen om niet vast te lopen? Uit de literatuur blijkt dat het maken van aparte groepen voor de zwakpresterende studenten negatieve gevolgen kan hebben voor hun zelfvertrouwen (Page, 1995). Juist wanneer studenten vastlopen in subgroepen is het belangrijk dat ook zij het gevoel blijven houden van competentie, relatie en autonomie. Door subgroepen niet te sterk homogeen te maken kunnen studenten elkaar ondersteunen en daar beiden beter van worden. Een student die de stof al begrijpt, maar deze moet leren toepassen is er bij gebaat de stof uit te moeten leggen in eigen woorden, de student die de stof nog niet begrijpt kan op basis daarvan weer verder. Studenten hebben dus ook een verantwoordelijkheid naar elkaar toe bij lessen waarin wordt gedifferentieerd.
Vaak worden bij differentiatie werkvormen en opdrachten ingezet waar studenten zelfstandig of in groepen aan gaan werken; hieronder een paar vragen waar studenten een duidelijk antwoord op moeten hebben voor ze aan de slag gaan, zodat zij in de uitvoering minder snel vastlopen en meer kansen benutten om elkaar te ondersteunen en zelf door te zetten:
• Wat leer ik van deze opdracht?
• Wat is er klaar aan het eind van de opdracht ?
• Met wie voer ik de opdracht uit?
• Wanneer moet ik de opdracht uitvoeren?
• Hoe lang mag ik erover doen?
• Bij wie kan ik terecht als ik vragen heb?
• Wat doe ik als ik eerder klaar ben?
De tips bij beiden knelpunten samengevat:
Om studenten effectief en efficiënt in geschikte groepen aan de slag te krijgen en studenten te stimuleren hier zelf verantwoordelijkheid in te nemen, zijn onderstaande tips een samenvatting voor de docent.
– Stel het leerdoel centraal en biedt structuur
– Licht toe wat welke optie (differentiatie) inhoudt
– Help studenten zelf in te schatten waar zij baat bij hebben
– Geef studenten ruimte om elkaar te ondersteunen
Welke knelpunten kom jij tegen bij differentiatie? En hoe los je deze op? Deel ze hieronder en help je mededocent de differentiatie door!
Deci, E.& Ryan, R.(1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: plenum Press.
Page, J. (Ed.) (1995). Beyond Tracking. Finding Success in Inclusive Schools. Bloomington/ Indiana: Phi Delphi Kappa Educational Foundation.