‘Wanneer het toetsprogramma niet aansluit bij het onderwijsprogramma zal – alle idealen ten spijt – het toetsprogramma domineren. Er bestaat geen uitzondering op deze wetmatigheid en ontsnappen is niet mogelijk’ (Van der Vleuten, 1997).

 

Met andere woorden, hoe zorgen we ervoor dat het toetsprogramma (het examen) een goede afspiegeling is van het onderwijsprogramma en dat het toetsprogramma het gewenste leergedrag oproept bij de student.

 

Succes

Met dit in ons achterhoofd zijn drie docenten van het Deltion College in Zwolle, te weten Betty de Boer, Anne-Jur Borg en Rudi Kok, en ondergetekende, aan de slag gegaan met het construeren van het examen voor het keuzedeel ‘Ondernemend gedrag’. Een keuzedeel dat Deltion-breed zal worden aangeboden vanaf het komende studiejaar 2016-2017.

 

We weten uit ervaring dat de meeste studenten (en dat geldt vaak ook voor onszelf) leren voor de toets; ‘Wat moet ik doen om het diploma of de voldoende te behalen?’ Daarom moet het toetsprogramma of het examen nauw samenhangen met het leerproces (Dochy e.a. 2002).

Een tweede uitdaging is dat het een examen voor een keuzedeel betreft. Keuzedelen zijn (nog) geen onderdeel van de zak-/slaagregeling. Dus hoe zorgen we ervoor dat het examen voor de student een uitdagende en inspirerende beloning is voor de inspanning die hij of zij geleverd heeft in het leerproces?

 

Hieronder schets ik de stappen die ons geholpen hebben en ons helpen om uiteindelijk tot een examenontwerp te komen dat:

–        een goede afspiegeling te is van het onderwijsprogramma en

–        uitdagend en inspirerend is voor studenten om naartoe te werken.

 

Stap 1

Allereerst hebben we samen gekeken naar wat er onder ‘ondernemend gedrag’ verstaan wordt en wat we verwachten van studenten als ze ‘ondernemend gedrag’ willen aantonen. Hiervoor hebben we de betreffende kwalificatiedossiers gebruikt en verschillende bronnen op het internet geraadpleegd. Door een mooi overzicht te maken van onze bevindingen (mindmap) kwamen we tot de volgende conclusie: Ondernemend gedrag is bereid zijn in actie te komen bij het zien van een idee, een kans of probleem in je omgeving en het bewust worden van je eigen competenties als het gaat over ondernemend gedrag. Denk hierbij aan de competenties: initiatiefrijk, durf/moedig,  besluitvaardig, verantwoordelijk, innovatief, onafhankelijk en resultaatgericht.

We verwachten van de student dat hij/zij tijdens het examen de volgende vragen kan beantwoorden:

 

  1. Wat heb je ondernomen en hoe ben je te werk gegaan. Is de opdrachtgever overtuigd van en blij met de oplossing/suggestie die je hebt aangedragen. Dit gaat de student presenteren op een manier die bij hem/haar past.
  2. Hoe goed ken je jezelf als het gaat om ondernemend gedrag en wat heb je geleerd (lees: versterkt, verbeterd en waar ben je je meer bewust van geworden) tijdens deze ‘onderneming’. In een gesprek (criteriumgericht interview) vragen we de student met concrete voorbeelden zijn/haar leerproces te verantwoorden.

Dit betekent dat het examen uit deze twee onderdelen gaat bestaan. Door de opdracht zo open te houden willen we ervoor zorgen dat de student zelf alle kans krijgt eigenaar te worden van zijn/haar leerproces.

 

Stap 2

Het formuleren van de doelen (leeruitkomsten).

In deze stap hebben we:

–        de doelen op de voorgrond* geformuleerd: wat moet de student uiteindelijk laten zien en op welk beheersingsniveau.  Dit zijn de doelen die worden geëxamineerd;

–        de doelen op de achtergrond* geformuleerd. Dit zijn de doelen die altijd ondersteunend zijn aan de doelen op de voorgrond en input zijn voor je lesactiviteiten. Deze doelen toets je impliciet omdat de student deze doelen op de achtergrond wel moet gebruiken om de doelen op de voorgrond te realiseren.

Voorbeeld van een doel op de voorgrond is: de student presenteert zijn innovatieve oplossing(en)en het proces hoe hij tot deze oplossing is gekomen aan de doelgroep. Het doel op de achtergrond is: de student kan een korte en heldere presentatie houden rekening houdend met de doelgroep.

 

*In het blog van mijn collega Martijn ‘Het ontwerpen van onderwijs’ wordt dit haarfijn uitgelegd.

 

Stap 3

Het ontwikkelen van een toetsmatrijs.

De doelstellingen op de voorgrond zijn de doelen die je in de toetsmatrijs plaats. Bij elk doel vermeld je de competenties, de leerinhoud (wat komt er aan de orde in het onderwijs), de moeilijkheidsgraad (complexiteit, mate van zelfstandigheid en de context)en de globale gebieden voor beoordeling (prestatie-indicatoren).

 

Stap 4

Nu kun je aan de slag met het ontwikkelen van de examenopdracht voor de student met instructie, het beoordelingsformulier en de instructie voor de beoordelaar.

 

Daarna kunnen de onderwijsontwikkelaars aan de slag. De doelen op de achtergrond, de leerinhoud, geformuleerd in de toetsmatrijs en het kwalificatiedossier, moeten de ontwikkelaars handvatten geven om het onderwijs op een inspirerende manier vorm te geven.

 

We wensen ieder veel succes met het ontwikkelen van inspirerende keuzedelen die voor studenten een prachtige uitdaging kunnen zijn om hun kansen op de arbeidsmarkt of het doorstromen naar een andere opleiding te vergroten.

 

Rest mij docenten van het Deltion College te bedanken voor de inspirerende bijeenkomsten die we hebben gehad en die nog gaan komen. Hierdoor worden we elke dag samen een beetje beter! (Stichting leerKRACHT)

 

Bron:

Dochy, F., Heylen, F., & van de Mosselaer, H. (2002). Assessment in onderwijs. Lemma, Utrecht.

 

Vul je emailadres en je naam in

om de casestudy te bekijken

You have Successfully Subscribed!

Vul je emailadres en je naam in

om de casestudy te bekijken

You have Successfully Subscribed!

× Stel je vraag via WhatsApp