Het onderwijs van de toekomst draait steeds meer om ‘je kunnen redden en ontplooien in een mondiale, pluriforme samenleving’. Een samenleving waarin (technologische) veranderingen sneller gaan dan ooit. We willen in het onderwijs daarom naast kennisontwikkeling steeds meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van vaardigheden. De zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden (zie fig. 1). Dit betekent nieuwe onderwijsconcepten, onderwijsmethodes en natuurlijk instrumenten waarmee deze vaardigheden beoordeeld en geëxamineerd gaan worden. Op dit laatste ga ik verder in.
Figuur 1:
Misschien kun je je nog herinneren dat ik in juni van dit jaar in mijn blog heb beschreven hoe ik, samen met een aantal docenten van het Deltion College in Zwolle, een ontwikkelgroep vormde om een exameninstrument voor het keuzedeel ondernemend gedrag te ontwikkelen. Ondernemend gedrag houdt in:
bereid zijn in actie te komen bij het zien van een idee, een kans of een probleem in je omgeving en het bewust zijn van je eigen competenties als het gaat over ondernemend gedrag.
Deze vaardigheden (fig.2) zijn beschreven in gedragingen.
Figuur 2:
Gezamenlijk vormen zij ondernemend gedrag. Bij ieder mens komt dit gedrag anders tot uiting. De onderliggende vaardigheden zijn namelijk bij ieder mens anders ontwikkeld en in meer of mindere mate aanwezig. Wat je wilt bereiken is dat studenten hun ondernemend gedrag kunnen ontwikkelen door de onderliggende vaardigheden bewust te versterken; waar wil ik meer van doen en/of waar wil ik beter in worden?
Via de ‘koninklijke weg’ zijn we, als ontwikkelgroep, gekomen tot een valide en betrouwbaar exameninstrument, met dit beoordelingsformulier:
Dit beoordelingsformulier leverde een interessante discussie op met een vaststellingscommissieleden over wát je nu eigenlijk wilt beoordelen, hoe je de betrouwbaarheid van de beoordeling borgt en waar de scheiding ligt tussen onderwijs en examinering.
Tijdens deze discussie merkte ik hoeveel denkstappen wij, als ontwikkelgroep, al hadden gezet om vaardigheden te kunnen beoordelen. Het werd ons namelijk steeds duidelijker dat je geen eindresultaat beoordeelt maar dat de ontwikkeling van de student centraal staat in de beoordeling. En dat dát het gespreksonderwerp moet zijn tijdens de beoordeling: ‘Kun je me vertellen welke vaardigheden je wilde ontwikkelen en hoe je dat is gelukt?’
Deze week las ik in het blad Examens een artikel van Hester Stubbé en Andrea Jetten met de titel ‘Beoordelen van 21ste-eeuwse vaardigheden’. In dit artikel geven zij voordelen aan van het kunnen meten van de ontwikkeling van 21ste-eeuwse vaardigheden:
‘Door te meten geef je aan dat deze vaardigheden serieus genomen worden. Tegelijkertijd creëer je een ‘taal’ om erover te praten, wat het bewustzijn verhoogt. Het helpt docenten om hun begrip van de 21ste-eeuwse vaardigheden te versterken en geeft zowel docenten als leerlingen feedback over de mate waarin studenten de vaardigheden beheersen. Hierdoor kunnen docenten de ontwikkeling ervan preciezer en met meer zekerheid versterken en zullen studenten ze in de volle breedte en in een diversiteit aan contexten inzetten. Tenslotte geeft een meting scholen de mogelijkheid om naar (toekomstige) studenten, ouders en onderwijsinspectie te communiceren over de toegevoegde waarde op 21ste-eeuwse vaardigheden.’
Wat ik hier van geleerd heb is dat het belangrijk is om samen, als team of opleiding, op te trekken in de discussie hoe vaardigheden te ‘beoordelen’ en welke meetinstrumenten we hiervoor het beste kunnen gebruiken; bezint eer ge begint!
Graag hoor ik jullie ervaringen over dit onderwerp en ik denk dat we er in de nabije toekomst nog veel over gaan horen.