Het HIT-event komt eraan en dit jaar staat het thema sport centraal. Wat kunnen we in het beroepsonderwijs nu leren van de (top)sport? Voor mij een thema om van te dromen! Sport én onderwijs: twee grote passies van mij. En wat kunnen we veel van elkaar leren!
Vanuit mijn sportachtergrond (ALO) kijk ik soms ‘anders’ naar lessen, merk ik. Heerlijk als ik weer naar een opleiding mag om lessen te observeren om zo met de docent te kijken naar wat er goed gaat en waar de quick wins liggen. Want uiteindelijk gaat het om het primaire proces: de lessen.
Even terug in de tijd… Stel je eens een gymles voor op de basisschool.. Herinner je het nog? Herinner je, je bijvoorbeeld nog de rijen om over een bok of kast te springen? Of dat het best wel spannend is om een salto te maken? Of als je groepjes moest maken voor het trefballen? Dat hoop ik ten eerste eigenlijk niet want dat is wel een ouderwets beeld van het bewegingsonderwijs. Wat ik zo mooi vind aan het bewegingsonderwijs is dat het direct zichtbaar is of iemand iets wel of niet kan, of wel of niet bezig is met een opdracht. Als iemand niet over de kast komt is het gelijk zichtbaar en is het aan de docent om een hulpmiddel in te zetten of de situatie te veranderen zodat je wel een succeservaring op doet. In bewegingsonderwijs is het proces van een student dus best zichtbaar. In klaslokaal is het ‘denken’ of ‘leren’ veel minder zichtbaar. Dat zie ik ook terug tijdens lessen die ik bezoek. Wat mij het meeste opvalt tijdens lesbezoeken zijn de volgende drie dingen, en ik verbind er maar gelijk een tip aan:
1. Het doel, de verwachtingen en het nut zijn niet helder voor studenten.
Als je niet kunt uitleggen wat je aan deze les hebt kun je beter koffie gaan drinken en werken aan de relatie met je student. Geef die les dan niet!
2. Er worden goede vragen gesteld door docenten, alleen denken er maar een paar studenten over na. Laat studenten allemaal nadenken en maak het leren inzichtelijk!
3. Studenten zítten op een dag ongeveer 6 uur achter elkaar. Dat is lang! Laat studenten bewegen. Bewegen zorgt voor focus, en je kunt tegelijkertijd werken aan groepsdynamiek onder het motto: sport verbroedert!
Op naar de oplossingen vanuit de sport: quick wins voor jouw les van morgen!
Zonder doel geen winnaars
Sporters willen de beste zijn en stellen altijd doelen, samen met hun coach. Ze hebben er alles voor over om ook maar een fractie beter te worden. Elke dag werken om op de Olympische Spelen te ‘pieken’. Elke dag verklein je het doel wat bijdraagt aan het presteren op bijvoorbeeld de Olympische Spelen. In het onderwijs is dit niet anders. Je wilt uiteindelijk dat studenten een plek vinden in de maatschappij, waarbij ze zichzelf kunnen zijn, weten wat hun kwaliteiten en ontwikkelpunten zijn en ze zijn klaar om met hun vak aan de slag te gaan. Als we dan aangeven in een les dat dit “goed is voor later in de praktijk” en dat ze dat “over een paar jaar wel kunnen gebruiken” dan komt er niemand in beweging. Ik in ieder geval niet. “Dit is belangrijk voor je examen”, “dit is goed voor je algemene ontwikkeling”. Zijn deze ‘dooddoeners’ herkenbaar? Elke les een doel stellen zorgt voor focus. Stel een doel op wat concreet, haalbaar en inspirerend is.
Zonder nut geen noodzaak
Vervolgens wil ik weten: Wat ga ik doen om dat doel te bereiken? Wat is het (trainings)programma voor vandaag? En wie kan mij helpen?
Als ik als voetballer weet dat het doel van de training van vandaag is op het scoren via de flanken (aanvallen via de zijkant, buitenspelers zoals een links- en rechtsvoor), dan wil ik weten welke oefeningen we gaan doen om dat te leren en waarom die oefeningen belangrijk zijn. Als de trainer dan de verdedigers i.p.v. de aanvallers gaat coachen (om rugdekking aan elkaar te verlenen), dan klopt dit niet bij het doel van het trainingsprogramma. De trainer zou de focus moeten houden op het doel de aanvallers leren om tot scoren te komen door eerst via de zijkanten te spelen. Als aanvaller wil ik weten hoe ik bij het scoren via de flanken het slimste kan lopen, wanneer ik mijn (loop)actie het beste in kan zetten en waarom. Dan snap ik het nut. Als ik dit al weet en toepas in de wedstrijden, dan zal er voor mij een nieuw doel gesteld moeten worden en andere coaching nodig zijn. Als jij zaterdag een wedstrijd hebt met je team en jij speelt dan wil je weten wat er van je verwacht wordt en waarom jij ergens op gaat trainen deze week (korte termijn). Zorg voor NUT & NOODZAAK.
Concreet gezegd:
1. Geef aan wat het doel van je les is: wat kan ik leren vandaag? Helpend: gebruik een werkwoord in je doel en check op: concreet, haalbaar en inspirerend. Voorbeeld:
- Je weet wat het verschil is tussen feedback, feed-up en feed-forward.
- Je kunt aan het einde van je les feedback, feed-up en feed-forward geven aan een mede student en ontvangt dit van een mede student over hoe jij een klant geholpen hebt.
- Geef aan wat het programma voor deze les is: wat kan ik verwachten, wat gaan we doen? Voorbeeld:
- Je gaat vandaag eerst een aantal voorbeelden van feedback bekijken en geeft aan wat je wel en niet aanspreekt en waarom.
- Je gaat op onderzoek uit wat het verschil is tussen feedback, feed-up en feed-forward en kunt hier een voorbeeld van geven.
- Je gaat een filmpje bekijken van een medewerker die een klant ontvangt bij autobedrijf Century. Je gaat samen met je buddy feedback, feed-up en feed-forward geven aan deze medewerker. Deze gaan we uitwisselen en bespreken.
- Je deelt jouw ervaring met 3 mede studenten over hoe jij een klant geholpen hebt en krijgt feedback van je mede studenten.
- Als laatste gaan we terugblikken op de doelen van de les en wat we volgende les willen leren.
Tip: zet het programma op de beamer/bord/flap met tijdsindeling. Verder kun je aangeven wat je (gedrags)verwachtingen zijn (bijv. tassen op de grond, oortjes uit, actieve houding).
3. Geef aan waarvoor studenten dit kunnen gebruiken, wat heb ik hier aan? Het liefste wat een student er op korte termijn aan heeft (nut & noodzaak). Dit verhoogt de motivatie van studenten. Voorbeeld:
- Je krijgt feedback van een mede student om jezelf verder te ontwikkelen om klanten te helpen.
- Je ervaart hoe het is om feedback te geven en wat jij wel en niet prettig vindt.
- Je zult op je stage feedback ontvangen, als je samenwerkt of in een organisatie werkt is het prettig dat je ook mede studenten of collega’s feedback kunt geven. Eigenlijk kun je het overal gebruiken (privé, opleiding, stage, werk).
0 reacties