Begin februari bracht de onderwijsinspectie het nieuws naar buiten dat het burgerschapsonderwijs in Nederland beter moet. Uit onderzoek is gebleken dat scholen wel aan de wettelijke opdracht voldoen, maar dat er wel degelijk vragen gesteld kunnen worden bij de kwaliteit van de uitvoering van deze wettelijke opdracht.
Naar aanleiding van deze uitkomst van het onderzoek, schreef minister Bussemaker op 7 februari 2017 een brief aan de Tweede Kamer, met daarin haar voorstellen ten aanzien van de versterking van het burgerschapsonderwijs.
Hoewel dit nieuws redelijk ‘geruisloos’ voorbij dreef in de eerste weken van februari, had ik er toch zo mijn bedenkingen bij. Waarom eigenlijk? Misschien wel omdat ik de aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek door de onderwijsinspectie niet goed scherp kon krijgen. Zijn er dan zoveel klachten geweest van studenten over de kwaliteit van hun lessen burgerschap? Heb ik iets gemist vanuit het werkveld, toen zij ten strijde trokken tegen een onduidelijke burgerschapsonderwijs opdracht vanuit het ministerie? Of lag de aanleiding voor het uitvoeren van dit onderzoek in een steeds harder wordend politiek debat over normen en waarden in onze samenleving?
Enfin, misschien moet ik deze gedachten, maar laten voor wat ze zijn en vooral ook kijken naar de uitspraken die de minister doet. In haar brief geeft de minister een helder beeld van de huidige stand van zaken van het burgerschapsonderwijs en stelt zij diverse maatregelen voor. Maatregelen die gericht zijn op de opdracht vanuit het ministerie, het curriculum, de kwaliteitsborging in de uitvoering en last but not least; de professionalisering en opleiding van docenten. Kortom, een behoorlijk breed scala aan voornemens!
En toch ontbreekt er voor mij iets in de voorgenomen maatregelen van de minister: de student en zijn of haar omgeving!
Om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in Nederland ook daadwerkelijk te kunnen verbeteren, gaat het volgens mij niet alleen over het verhogen van de kennis en kunde van de school en haar docenten om studenten ‘op te leiden’ in goed burgerschap. Het gaat er toch ook om goed te kijken naar welk gedrag studenten laten zien? Gedrag dat misschien wel aanleiding is geweest voor de onderwijsinspectie om dit onderzoek überhaupt uit te voeren? Het kan toch ook zo zijn dat het feit dat de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs nog onder de maat is doordat het ons nog niet goed lukt om de jongeren op de juistewijze te bereiken?
Dit doet mij denken aan een boek dat ik een aantal jaren geleden gelezen heb. Dit boek, Hoe de straat de school binnendringt van Iliass El Hadioui, laat zien hoe divers de culturen zijn waarin jongeren van nu opgroeien. Hij maakt daarbij onderscheid tussen de thuiscultuur, de schoolcultuur en straatcultuur. Vooral deze laatste cultuur, de straatcultuur, ervaren wij vrijwel dagelijks in de les, het lokaal en in school. De bekende voorbeelden hier zijn het spreken van straattaal, het dragen van petjes, het aanhouden van de jas in de klas, de voortdurende (hoorbare of stille) aanwezigheid van mobiele telefoons, het draaien van luide muziek in de gang, het bekijken van rapclips op YouTube tijdens lessen in de mediatheek, maar ook het stellen van irrelevante vragen aan de docent (over persoonlijke zaken), het maken van tjirpende geluiden in de klas, handtastelijkheden tussen jongens en meiden en al die andere gedragingen ( Iliass El Hadioui).
Zijn het juist niet deze gedragingen die maken dat jongeren van nu volgens ons last hebben van een gebrek aan normen aan waarden? Zorgt juist dit gedrag er niet voor dat er een steeds luidere roep komt om harder op te treden, op straat en in de school? In zijn boek laat Iliass El Hadioui zien hoe deze drie culturen voorkomen in de leefwereld van de jongeren en welke pedagogische interventies hierin behulpzaam kunnen zijn. Ook maakt hij pijnlijk duidelijk wat er gebeurt als wij, medewerkers in scholen, er voor kiezen om de straatcultuur te omarmen en proberen mee te doen met de jongeren.
Er ontstaat dan zoiets als de docent burgerschap die net over vitaal burgerschap heeft gesproken en daarna ziet gebeuren dat zijn studenten in de schoolkantine alleen maar kiezen uit ongezond eten, omdat dit nu eenmaal het goedkoopst is. Of kijk ook eens goed naar de reclameposters voor diverse feesten en activiteiten die in school hangen. Is dit een reële en gebalanceerde afspiegeling van wat wij belangrijke normen en waarden vinden in onze maatschappij of niet?
Omdat burgerschapsvorming niet beperkt blijft tot één vak, is het juist belangrijk om te blijven investeren in het leren kennen van jouw doelgroep. Niet omdat je je daar op aan moet passen, maar om te begrijpen welke pedagogische en didactische strategieën helpen om voor deze jongeren de slijpsteen te zijn en te blijven die ze nodig hebben.
Een slijpsteen om te kunnen ontwikkelen tot een verantwoordelijk burger in onze samenleving!
Bron:
Kamerbrief aan de Tweede Kamer over versterking burgerschapsonderwijs
0 reacties