Zweet op de juiste rug: autonomie in het hoorcollege

Datum: 19 mei 2025
Auteur: Lisa van der Pol

Als assessor van BKO-dossiers bij het Amsterdam UMC krijg ik wekelijks een inkijkje in het onderwijs van onze aankomende medisch specialisten. Reflectieverslagen, lesvoorbereidingen, feedback van collega’s – het hele arsenaal passeert de revue. Eén ding valt me op: bijna elke docent beschrijft wel een hoorcollege dat ze moesten geven. En steevast stellen ze zichzelf de vraag: hoe houd ik mijn studenten betrokken tijdens zo’n eenrichtingsverkeer-marathon van drie kwartier?. Ofwel: “Hoe krijg ik het zweet op de juiste rug?”.

Een terechte vraag.

Want eerlijk is eerlijk: het traditionele hoorcollege – met de docent op een podium en 150 studenten in de zaal – lijkt op het eerste gezicht niet de meest vruchtbare voedingsbodem voor actieve betrokkenheid. Laat staan voor intrinsieke motivatie. Maar daar komt de zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (2000) om de hoek kijken. En die biedt verrassend veel handvatten, ook voor dat hoorcollege.

De kern: autonomie, competentie en verbondenheid

Deci en Ryan onderscheiden twee soorten motivatie: extrinsiek (je doet iets omwille van een externe beloning of straf) en intrinsiek (je doet iets omdat je het zelf belangrijk of leuk vindt). Intrinsieke motivatie blijkt het krachtigst: het leidt tot diep leren, betere prestaties én meer welzijn. Maar hoe ontstaat die intrinsieke motivatie dan? Volgens de zelfdeterminatietheorie draait alles om het vervullen van drie basisbehoeften:

  • Autonomie: het gevoel dat je zelf keuzes maakt;
  • Competentie: het idee dat je iets goed kunt of steeds beter wordt;
  • Verbondenheid: het gevoel dat je erbij hoort, gezien wordt.

En laat autonomie nou net die factor zijn die het lastigst lijkt in een hoorcollege.

Maar… autonomie in een hoorcollege? Echt?

Jazeker. Autonomie betekent niet dat studenten de hele les zelf maar moeten uitzoeken. Het gaat erom dat ze ruimte ervaren. Ruimte om mee te denken, zelf verbanden te leggen en keuzes te maken binnen het kader dat jij biedt.

Hier zijn een paar manieren waarop je dat kunt doen – ook (juist!) als je een grote groep studenten voor je hebt.

  1. Begin bij wat studenten belangrijk vinden
    Koppel je leerdoelen aan hun toekomstige praktijk. Stel je doceert over glucosehuishouding: open dan met een klinische casus die ze herkennen uit de coschappen. Vraag: “Wat zou je doen als dit jouw patiënt was?”. Zo geef je betekenis, en activeer je hun eigen leerdrang.
  2. Laat studenten keuzes maken binnen kaders
    Je hoeft geen anarchie te creëren. Maar kleine keuzes — zoals kiezen tussen twee casussen, of bepalen welk onderwerp eerst besproken wordt — geven studenten het gevoel dat ze meebepalen. Autonomie hoeft niet groots te zijn; het zit ‘m in het gevoel.
  3. Gebruik taal die autonomie ondersteunt
    Vergelijk deze twee zinnen:
    – “Je móét dit weten voor het tentamen.”
    – “Als je dit begrijpt, snap je straks veel beter waarom die patiënt hypoglykemie ontwikkelt.”
    De eerste is controlerend, de tweede ondersteunt keuze en betekenis. Kleine nuance, groot effect op motivatie (en ja, ook op aandacht in de zaal).
  4. Eindig met reflectie of zelfgekozen verdieping
    Sluit af met een prikkelende vraag die studenten thuis mogen uitpluizen (of in een discussiegroepje op de digitale leeromgeving). Geef hen verantwoordelijkheid voor hun eigen vervolg. Geef dus geen huiswerk, maar leeruitnodigingen.

Het effect? Studenten die zichzelf aanzetten

Door autonomie te ondersteunen, ontstaat een verschuiving. Studenten die voorheen afhaakten, stellen opeens vragen. Ze komen niet alleen om te ontvangen, maar nemen initiatief. Ze zetten het zweet op hun eigen rug — en dat is precies waar het hoort.

En jij? Jij hoeft niet harder te werken. Je hoeft alleen anders te kijken naar wat jouw rol is. Niet als zender van informatie, maar als ontwerper van motivatie.

Tot slot: autonomie is geen luxe

Laten we eerlijk zijn: in het medisch onderwijs hebben we te maken met strakke curricula, volle roosters en leerdoelen waar geen speld tussen te krijgen is. Maar autonomie ondersteunen betekent niet dat je alle controle loslaat. Het betekent dat je ruimte creëert — voor keuze, voor betekenis, voor betrokkenheid.

En wie weet… komt die student die altijd op z’n laptop zat, ineens naar je toe na college. Niet om te klagen over de slides. Maar om te vragen of je een goed artikel weet over glucose en insulineresistentie. Omdat het kwartje is gevallen. Omdat het over zijn patiënt ging. Omdat hij zélf wilde leren.

Bronnen:

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227–268. https://doi.org/10.1207/S15327965PLI1104_01

Kusurkar, R. A., Croiset, G., & Ten Cate, T. J. (2011). Twelve tips to stimulate intrinsic motivation in students through autonomy-supportive classroom teaching derived from Self-Determination Theory. Medical Teacher, 33(12), 978–982. https://doi.org/10.3109/0142159X.2011.599896

Training activerende didactiek

Up-do-date blijven?

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf je in
0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *