1. Urgentie
Sluit aan bij een actueel vraagstuk of probleem, in het hier en nu en in de beleving van je student.
2. Directe instructie
Leer ze eerst de generieke principes, leg uit en doe voor. Laat ze pas daarna onderzoeken en toepassen.
3. Betrokkenheid
Beweeg, vraag, gebruik muziek, gebruik de belevingswereld van je student. Zonder betrokkenheid geen leeropbrengst.
4. Feedback
Iedere dag een portie feedback op de taak, op het proces en op de persoonlijke ontwikkeling. Teveel feedback bestaat niet, te weinig komt vaak voor.
5. Herhaling en verschillende contexten
Na de instructie is herhaling van kennis en vaardigheden nodig, gecombineerd met aanpassingen in specifieke contexten. Leer eerst de generieke vaardigheden of kennis aan en laat ze dan zo veel mogelijk oefenen met die kennis en vaardigheden. Diverse malen inhoud in het korte termijn geheugen brengen, leidt tot geheugensporen in het lange termijn geheugen.
6. Toepassen door problemen op te lossen
Door problemen te laten oplossen kunnen studenten de opgedane kennis toepassen. Zowel Marzano als Hattie vinden hiervoor hoge positieve effectmaten wanneer het om toepassen van kennis gaat. Studenten algemene principes laten ontdekken door ze aan problemen te laten werken is niet effectief.
7. Succeservaring en zelfvertrouwen opbouwen
Door studenten te laten werken aan vaardigheden of kennis waarvan ze het idee hebben dat ze het net aankunnen leidt tot een hogere zelfwaardering en succeservaring. Hoge zelfwaardering en succeservaringen zijn een belangrijke motor in het leren.
8. Samenwerken
Samenwerkend leren is effectief wanneer het de studenten eerst aangeleerd wordt, vervolgens begeleid wordt en in groepen van 3 tot maximaal 5 studenten.
0 reacties