De nr. 1 gelezen METIS BLOG ALLER TIJDEN

door 12 aug 2021

Geschreven door oud-collega Emile Heerkens (2017) en bewerkt door Jet.

HET CAR-model en PRAKTISCHE UITWERKINGEN NAAR EEN GOED PEDAGOGISCH KLIMAAT

In veel inhoudelijke onderwijsstukken, trainingen, workshops en ontwikkelplannen zie je hem vaak staan; het CAR-Model van Luc Stevens (Luc Stevens, NIVOZ, 2004-heden). Relatie, autonomie en competentie als de drie psychologische basisbehoeften om ontwikkeling en motivatie te kunnen waarborgen. Grofweg zou je deze drie begrippen als volgt kunnen ‘vertalen’:

  • Relatie: anderen waarderen mij en willen met mij omgaan;
  • Autonomie: ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen;
  • Competentie: ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen. 

Heel vaak krijg ik van docenten te horen; ‘goed model, en ik herken het ook wel in mijn manier van werken en in mijn lessen, maar hoe moet ik deze begrippen nu praktisch en concreet vormgeven?’ Een terechte vraag bij veel modellen; ze voelen goed en hebben vaak ook een goede onderbouwde wetenschappelijke basis maar toch… 

Eerst licht ik de drie basisbehoeften verder toe, en dan leg ik er de ‘lens’ van de drie elementen van het pedagogisch klimaat overheen. 

RELATIE

Studenten hebben behoefte aan relatie, zowel met hun docenten als met andere studenten. Ze willen het gevoel hebben erbij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Hoewel in een gemeenschap conflicten zijn en men rekening moet houden met elkaar, voelt men zich er in principe veilig. Studenten en docenten voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede sfeer en als het lastig is, kan de student rekenen op de steun van zijn docent. In scholen hebben docenten veel invloed op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn. Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties. 

COMPETENTIE

Studenten willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat kan alleen als het onderwijs is afgestemd op de mogelijkheden en (basis) behoeften van de student. Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van afstemmingsproblemen. Een docent die de ontwikkeling van studenten serieus neemt, biedt de student ruimte om passende leerdoelen voor zichzelf te formuleren en voor hem haalbare resultaten te boeken. Een combinatie van hoge (en reële) verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, is een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie. 

AUTONOMIE

Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. Studenten willen het gevoel hebben de dingen zélf te kunnen doen, zélf te kunnen beslissen, zelf keuzes te kunnen maken. Dat kan alleen in een omgeving waarin de eigenheid van de student gerespecteerd wordt. Een student is er voor zichzelf, niet voor zijn ouders of voor de school. Mensen hebben al jong behoefte zich te onderscheiden, hun eigen keuzes te maken. Het pedagogische antwoord hierop is het bieden van veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning soms en het waarborgen van de verbondenheid met de ander. Individuele vrijheid is belangrijk en wordt gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens vrijheid en jouw verantwoordelijkheid daarvoor. Autonomie is altijd verbonden met relatie. 

CAR en de uitwerking naar pedagogisch handelen

Je zou de drie aspecten van het CAR-model uit kunnen werken naar het scheppen van een goed pedagogisch klimaat (één van de hoofdtaken van een docent). Dat pedagogisch klimaat kun je opbouwen met behulp van de onderstaande drie elementen:

  1. de manier van omgaan met studenten (interactie)
  2. het didactische handelen (inhoud en instructie)
  3. de organisatie van het werken in de klas (klassenmanagement) 

Als je deze drie elementen ‘loslaat’ op het CAR-model kom je tot de volgende uitwerking van de drie basisbehoeften waarbij de versterking van het pedagogische klimaat centraal staat.

    CAR Model - Luc Stevens

    Figuur 1.  CAR-model (Stevens, 2004)  

    DE BASISBEHOEFTE ‘COMPETENTIE’

    Als gekeken wordt naar competentie dan gaat het erom dat studenten:

    1. het geloof in eigen kunnen vergroten (interactie);
    2. plezier hebben en houden in het eigen kunnen (interactie);
    3. leren wat ze wel en niet kunnen zeggen en doen (interactie);
    4. ervaren dat hun vragen en problemen belangrijk zijn voor het werk van de groep (instructie);
    5. in staat zijn hun leerbehoeften aan te geven en hun vorderingen te overzien en te waarderen (instructie);
    6. in staat gesteld worden hun bijzondere kwaliteiten te laten zien (instructie);
    7. meehelpen met het inrichten van het lokaal en er zo plezier en trots aan ontlenen (klassenmanagement).

    DE BASISBEHOEFTE ‘AUTONOMIE’

    Als gekeken wordt naar autonomie dan gaat het erom dat studenten:

    1. het gevoel hebben dat iets ondernomen kan worden zonder dat daarbij hulp van anderen nodig is (interactie);
    2. ervaringen van onafhankelijkheid aangeboden wordt, bijv. stimuleren tot het nemen van initiatieven (interactie),
    3. het denken in goed of fout genuanceerd wordt. Dingen lukken of lukken nog niet (interactie);
    4. ruimte gegeven wordt om op zoek te gaan naar antwoorden op hun vragen en problemen (instructie);
    5. zich in een omgeving (lokaal, praktijk(ruimte)) bevinden die zo is ingericht dat zij zonder veel oponthoud of storing de leer- en hulpmiddelen kunnen pakken (klassenmanagement);
    6. eigen initiatieven (kunnen) nemen voor de verzorging van de ruimte (klassenmanagement).

    DE BASISBEHOEFTE ‘RELATIE’

    Als gekeken wordt naar relatie dan gaat het erom dat de docent:

    1. met studenten een relatie legt of opbouwt (interactie);
    2. studenten het gevoel of de wetenschap geeft dat ze door anderen gewaardeerd worden (interactie);
    3. studenten het gevoel geeft dat omgang en contact op prijs wort gesteld (interactie);
    4. studenten zich veilig laten voelen (interactie),
    5. studenten zich veilig laten voelen om vragen te stellen en hun problemen te noemen (instructie);
    6. contact tussen studenten bevordert door tafels in groepen te zetten (klassenmanagement);
    7. de tijd goed indeelt; hierbij gaat het om het ritme van les- en instructietijd, om groepsmomenten en individuele activiteiten en om momenten van zelfstandig of gestuurd werken (klassenmanagement).

    Durf jij te kijken naar je eigen handelen op bovenstaande elementen? In hoeverre ben je je er bewust van en pas je het toe? Vraag eens aan je collega’s of zij dit bij jou herkennen (collegiale coaching, lesbezoeken). Of vraag het aan de studenten in je klas; geef hen eens een week lang de opdracht om jou hierop te observeren. Dit is ook een mooie manier om aan ‘relatie’ te werken.

     Ik hoop je met deze blog weer een stapje verder op weg te hebben geholpen naar een mooi, veilig en motiverend pedagogisch klimaat. Er valt nog veel meer te ontdekken met dit model. Wil je dat samen doen? Neem dan contact met ons op voor een goede brainstorm, uitwisseling of uitdagende ideeën… kom maar op!

    0 reacties

    Een reactie versturen

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

    Jet ter Halle

    Jet ter Halle

    Auteur

    Mis geen enkele Metis-update!

    Je ontvangt iedere maand een e-mail boordevol tips rondom een onderwijsthema.

    AANMELDEN >

    Vul je emailadres en je naam in

    om de casestudy te bekijken

    You have Successfully Subscribed!

    Vul je emailadres en je naam in

    om de casestudy te bekijken

    You have Successfully Subscribed!

    × Stel je vraag via WhatsApp