Zelfsturend leren, ongericht aanprutsen en steeds dezelfde fouten maken of lesstof volgen die je allang beheerst. Wat gaat er mis wanneer de student stilvalt omdat de vaardigheden al beheerst worden of wanneer de student geen idee heeft hoe een taak aan te pakken?
Die vraag raakt aan een diepere spanning in het onderwijs – de spanning tussen autonomie en competentie. Als docenten willen we studenten de vrijheid geven om zelf keuzes te maken, maar tegelijkertijd voelen we de verantwoordelijkheid om ze ook echt iets bij te brengen. Hoe balanseer je dat? Het is alsof je probeert te fietsen zonder je handen aan het stuur én tegelijkertijd stevig door te trappen.
En dat brengt ons bij twee modellen: het CAR-model van Luc Stevens (relatie, autonomie, competentie) én het Behavior Model van BJ Fogg. Dit laatste model laat zien hoe gedrag tot stand komt, namelijk: B = MAP (Behavior = Motivation + Ability + Prompt). Studenten vertonen gewenst gedrag (zoals leren, oefenen of een taak afronden) wanneer motivatie, de inschatting van eigen vaardigheden (competentie) en de juiste prompts (aanwijzingen of kaders) samenkomen. Het interessante? Dit sluit perfect aan bij het spanningsveld tussen autonomie en competentie.
Maar hoe kun je deze inzichten in jouw lespraktijk gebruiken? Laten we de puzzelstukjes bij elkaar leggen en kijken hoe jij je lessen nog effectiever kunt maken.
Het misverstand: autonomie is geen loslaten
Laten we meteen korte metten maken met een groot misverstand: autonomie betekent níet dat je studenten zomaar loslaat om zelf alles uit te zoeken. Autonomie is geen anarchie in de klas. Het betekent dat je studenten het gevoel geeft dat ze invloed hebben op hun leerproces, maar binnen een duidelijk kader. Zoals een leerling die pas begint met autorijden: hij mag het stuur vasthouden, maar jij zit met één voet boven de rem en je hand bij het stuur, klaar om in te grijpen.
Hier komt Fogg’s Behavior Model goed van pas. Autonomie werkt alleen als de Ability (het gevoel van vaardigheden te beheersen) van een student voldoende is om zelfstandig met een taak aan de slag te gaan. Als je te veel autonomie geeft zonder dat een student de juiste vaardigheden heeft ontwikkeld, neemt de motivatie juist af. Het resultaat? Ze geven op, raken gefrustreerd of – erger nog – ze doen helemaal niets. Het is alsof je iemand zonder zwemdiploma vraagt om in het diepe te springen.
Daarom is autonomie pas echt waardevol als het hand in hand gaat met competentie. Studenten hebben eerst een stevige basis nodig, zodat ze binnen hun vrijheid succes kunnen ervaren. Vrijheid zonder richting is als een boot zonder roer – je drijft, maar nergens heen.
De oplossing: balanceren met prompts
Het Behavior Model van Fogg benadrukt ook het belang van Prompts. Een prompt is als een kleine duw in de rug – een herinnering of aanwijzing die gedrag in gang zet. Denk aan een berichtje op je telefoon dat je eraan herinnert om water te drinken, of een verkeersbord dat je waarschuwt voor een scherpe bocht.
Als docent kun je prompts gebruiken om autonomie en competentie in balans te brengen. Hoe? Door studenten stapsgewijs de juiste richting op te sturen, zonder hun gevoel van autonomie te ondermijnen. Een voorbeeld:
- In plaats van te zeggen: “Maak deze moeilijke opdracht zelfstandig,” geef je een reeks kleinere stappen: “Begin met de eerste twee vragen. Kijk daarna naar de uitlegvideo en ga door met de rest.” Dit geeft een duidelijk kader (prompt) en versterkt hun competentie, waardoor de motivatie toeneemt.
Het doel is om de juiste hoeveelheid ondersteuning te bieden, zodat studenten gemotiveerd blijven. Je geeft ze een duwtje in de goede richting, maar laat ze ook het gevoel houden dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun leerproces.
Drie acties die je vandaag nog kunt ondernemen
Met het CAR-model én het Behavior Model van Fogg in gedachten kun je autonomie en competentie beter in balans brengen. Hier zijn drie concrete acties die je direct kunt toepassen:
- Creëer succeservaringen (Ability en Motivation versterken)
Bied studenten taken aan die nét uitdagend genoeg zijn, zodat ze zichzelf kunnen overtreffen. Als een opdracht te makkelijk is, voelen ze zich niet serieus genomen. Te moeilijk? Dan geven ze op. Zorg dat ze stap voor stap groeien in hun vaardigheden en daardoor hun zelfvertrouwen vergroten. - Werk met kaders en prompts
Gebruik prompts om gedrag te sturen zonder autonomie weg te nemen. Geef bijvoorbeeld duidelijke keuzes: “Wil je dit leren via een video of een tekst?” of “Werk je liever alleen of in een groepje?” Studenten voelen zich vrij, maar worden tegelijkertijd subtiel de juiste richting op gestuurd. - Gebruik formatieve feedback als een positieve prompt
Feedback is een van de krachtigste tools om gedrag te sturen en motivatie te vergroten. Geef studenten tijdens het leerproces inzicht in waar ze staan en wat hun volgende stap kan zijn. Goede feedback is als een wegwijzer in een vreemde stad – zonder dat voelen studenten zich verloren.
Een laatste gedachte
Autonomie en competentie zijn geen tegenpolen; ze zijn danspartners in een zorgvuldig gechoreografeerd spel. Het gaat erom dat je weet wanneer je de student laat leiden, en wanneer jij hen even stevig bij de hand neemt. Fogg’s Behavior Model helpt ons inzien dat gedrag voortkomt uit de balans tussen motivatie, vaardigheden en prompts. Als jij die balans kunt vinden, worden jouw lessen niet alleen effectiever, maar ook een stuk leuker – voor jou én je studenten.
Dus, wat wordt jouw volgende stap? Ga je autonomie en competentie in balans brengen, of blijf je zoeken naar die fietser zonder stuur? 😊
0 reacties